Joden gingen een stuk luxer op transport

Op de dag waarop we worden getrakteerd op de ‘nuance’ dat joden, sinti en roma niet alleen, of eigenlijk veel minder met goederentreinen werden getransporteerd en veel meer met nette personentreinen, komt Jules Schelvis bij me op het netvlies.

Uit de voormalige verzetskrant Het Parool, zes jaar geleden, daags nadat deze autoriteit en ervaringsdeskundige op het gebied van de Jodenvervolgingen, overleed:

Gisteren overleed op 95-jarige leeftijd Jules Schelvis, de laatste Nederlandse overlevende van het vernietigingskamp Sobibor in het zuidoosten van Polen. Vanuit Westerbork werden ruim 34.000 Joden naar het nazikamp getransporteerd, een derde van alle afgevoerde Joden in Nederland. Slechts achttien haalden het einde van de oorlog.

Schelvis overleefde als enige van drieduizend Joden het ‘veertiende transport’. Het was het begin van een lange tocht langs zeven kampen, waaronder Auschwitz. Hij was getuige van executies, hield zich in leven met rotte appels en soms hondenvlees. “Uitgemergelde mensen met de dood in de schoenen trokken aan ons voorbij, voortgeholpen door SS en Oekraïners met zwepen en stokken,” verklaarde hij later over zijn ervaringen. En: “De zieken die niet mee konden, werden doodgeschoten.”

Na de oorlog had Schelvis de rechter nodig om weer aan de slag te kunnen bij zijn oude werkgever. Niemand zat te wachten op de getuigenissen van kampslachtoffers. Het land was druk bezig met de wederopbouw.

Einde citaat. Hoe mensvriendelijk het transport ook mag zijn geweest, de eindbestemming loog er niet om. Die nuancering mag ook wel worden aangebracht.

Marcel Wiegman, Zijn strijd tegen het vergeten, in: Parool, 5 april 2016

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Archieven