Mag je nou helemaal nergens meer een geintje over maken?
Quest vraagt zich af of je alles en iedereen in de maling moet kunnen nemen, of dat er grenzen zijn. De discussie lijkt steeds hoger op te lopen. Op familiefeestjes, in appgroepen, op de werkvloer: het is alsof je overal steeds beter op je woorden moet passen, schrijft Mare Lensvelt:
Grappen waar je vroeger vrijuit om kon lachen of stiekem om moest grinniken, zijn tegenwoordig al snel op de grens of erover. En dat terwijl humor lange tijd niet grof genoeg kon zijn. Cabaretiers wilden taboes doorbreken en schopten steeds harder tegen heilige huisjes. En als je daar niet tegen kon, dan luisterde je maar niet.
Het afgelopen decennium lijkt het tij snel te keren: vooral grappen over gender, geloof, ras en seksuele voorkeur liggen nu erg gevoelig.
Voordat je de grenzen van de humor kunt bespreken, moet je volgens Quest eerst weten wat humor is. Dat is gelijk al een probleem. ‘Want waar je om kunt lachen, verandert met je leeftijd, met je omgeving en met de sociale waarden’, stelt Dick Zijp, humorwetenschapper aan de Universiteit Utrecht. Er bestaat dan ook niet één soort humor.
Maar onafhankelijk van het soort humor dat je waardeert of bedrijft, zijn er toch grenzen. Wetenschappelijk gezien zijn die er altijd geweest, legt Zijp uit. ‘Als we kijken naar de geschiedenis is humor nooit onbegrensd geweest.’
Over een langere periode bekeken zijn de grenzen tegenwoordig zelfs ruimer dan vroeger.
Mare Lensvelt, Serieus grappig, Pas op wat je zegt, in: Quest nr. 3 2023