De Tweede Kamer behandelt in september, na het zomerreces, het voorstel om de ‘Transgenderwet’ (onderdeel van het Burgerlijk Wetboek) te wijzigen. Daarmee dreigt een volgende stap op de dwaalweg die onder druk van een radicaal genderdiscours is ingeslagen.
Wat nog niet iedereen lijkt te beseffen, is dat het hedendaagse genderdiscours veel verder gaat dan het streven om mensen die niet lekker in het vel zitten waarmee ze geboren zijn de kans te geven hun situatie te normaliseren. Volgens dit discours ben je per definitie man als je je mannelijk voelt, vice versa voor vrouw. Bij de geboorte aanwezige biologische geslachtskenmerken zijn nog slechts een suggestie van moeder natuur die vrijelijk genegeerd kan worden.
Er zijn dus twee concurrerende werkelijkheden, die van genderidentiteit bestrijdt de biologische door te proberen hem irrelevant te maken. Het op zijn orwelliaans kapen van de terminologie die daarin centraal staat (man, vrouw, geslacht) en van nieuwe inhoud voorzien, is daarvan een voorbeeld. Terwijl de biologische verschillen tussen een mannelijk en een vrouwelijk lichaam aan relevantie niets ingeboet hebben. Voor de voortplanting, voor seksuele voorkeur en niet in de laatste plaats op het gebied van medische aandoeningen en de behandeling daarvan. (…)
Stel je een man voor (met penis) die een beroep in de zorg heeft gekozen, zich graag wat frivoler kleedt, ook al niet warm loopt voor Rico Verhoeven en Max Verstappen, en nog zo wat zaken die Mars/Venus-technisch wringen. Die man komt er, als hij gevoelig is voor genderlogica, nauwelijks onderuit zich af te vragen of het genderlabel vrouw niet beter bij hem past. Na de wetswijziging kan hij/zij dat zo gaan ophalen bij een overheidsloket, en weer inleveren als het tegenvalt. Voor welk probleem is dit een oplossing? (…)
Illustratie: Freepik