De mens zit met de vingers in de stoppenkast van de natuur en kan de gevolgen daarvan niet overzien, zegt bioloog Midas Dekkers. Hij ziet, geïnterviewd door Trouw, de wereld onder zijn ogen in puin zakken.
Míst u de dodo, vroeg hij als columnist van Vroege Vogels, en zelf vermoedde hij van niet. Dieren kunnen nu eenmaal verdwijnen, was een gedachte die hij ook uitwerkte in zijn boek De Vergankelijkheid. ‘De toekomst van onze eigen soort is zo onzeker als die van een olifant’, schreef hij daarin. Op een dag is de mensheid op. ‘Afgeleefd. Uitgestorven. Is dat erg? Waarom zou een diersoort na trouwe dienst niet van de aardbodem mogen verdwijnen? Er is niemand die het weet.’
“Ik weet niet of ik het uitsterven van de mens erger zal vinden dan dat van het zevenstippelig lieveheersbeestje”, zeg Dekkers nu. “Het lieveheersbeestje brengt de wereld niet in gevaar. Maar als de mens erop gewezen wordt dat hij niet goed bezig is, gaat hij door op de ingeslagen weg. Het lieveheersbeestje valt niets te verwijten. Ons een heleboel.”
“Als bioloog zou ik in mijn vuistje kunnen lachen en zeggen, ziezo, de mensheid is opgehoepeld, nu kunnen de dieren weer hun gang gaan. Stel je voor dat de steden overwoekerd raken door planten en bomen. Oh, ik kan niet wachten meneer.” (…)
“Ik zie de wereld onder mijn ogen in puin zakken. Als bioloogje kan ik weinig meer dan politici wijzen op de noodzaak om er iets aan te doen. Maar zij houden het economische systeem in stand waardoor de natuur juist naar de knoppen is gegaan.”
De kern van het probleem is het eeuwige verlangen naar groei, gaat hij verder. (…) De ergste vorm van groei? Dat is volgens Dekkers de groei van de wereldbevolking. (…) “Hoe mínder zielen, hoe meer vreugd, zo zou het spreekwoord moeten zijn”, zegt Dekkers. “Met elk miljard minder mensen heb je heel veel minder problemen om aan alle grondstoffen en troep te komen”. (…)
Hans Nauta: Midas Dekkers over de klimaatcrisis: ‘De mens staat met zijn vingers in de stoppenkast van de natuur’, in: Trouw 28 mei 2024