‘In elke Europese verzorgingsstaat uiten jonge moslims hun verachting van westerse normen, en daarmee claimen zij superioriteit. Maar superioriteit van wat, eigenlijk?’, vraagt Leon de Winter zich in de Telegraaf af. Een paar citaten:
Velen van hen verlaten voortijdig de school en verzamelen een strafblad. De claim van superioriteit berust op één gedachte: wij zijn moslims en jullie zijn kaffirs, ongelovigen. De frustratie over de inferieure plek van de moslim in de westerse samenleving ontstaat uit de overtuiging dat alleen al het feit moslim te zijn recht geeft op macht, welvaart, en dat vervuilde begrip respect. (…)
Sinds 1945 zijn er naar schatting twaalf miljoen moslims om het leven gekomen bij geweld uitgeoefend door andere moslims – het aantal slachtoffers van de oorlog in Gaza is gruwelijk, maar in de geschiedenis van islamitisch geweld niet uitzonderlijk hoog. Wat dat aantal voor moslims onverdraaglijk maakt, is de dader: dat is de Jood, dat historische symbool van afwijzing van de profeet en hedendaags symbool van gestolen welvaart. Wat betekent integratie als die overtuigingen in de islamitische gemeenschappen zelfs in de derde en vierde generatie blijven tieren?
De Koran blijft de Koran – die is een belangrijk cultureel document, en is onveranderlijk. Maar niet elke moslim is fanatiek en leesblind. Talloze moslims kunnen de Koran als een historisch-religieuze tekst lezen, en zij zullen hun gemeenschappen moeten openen voor mentale vrijheid, en mentale vrijheid verhoogt de kans op succes, welvaart en tolerantie.